Joseph A. Postmes

Joseph A. Postmes

Jozef Antonius (Jos) Postmes (Maastricht, 30 juli 1896 – 30 november 1934) was een Nederlands kunstenaar. Als leerling van Rob Graafland aan het Stadsteekeninstituut en aan de Zondagsschool voor Decoratieve Kunsten had Postmes een voorliefde voor zowel onderwijs als kunst.

In 1914 begon hij aan de Opleiding aan de Rijksnormaalschool voor Teekenleeraren in Amsterdam, maar deze verliet hij toen hij naar de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten vertrok. Hier volgde tegelijk met zijn vrienden Han Jelinger, Henri Jonas en Jos Narinx onderwijs onder leiding van Antoon Derkinderen.

In 1925 behaalde hij de Akte van bekwaamheid voor Nijverheidsonderwijs, waarmee hij bevoegd werd om handtekenen te doceren aan het lager en middelbaar nijverheidsonderwijs. In 1927 werd Postmes benoemd tot directeur van de Middelbare Kunstnijverheidsschool van Maastricht.

Postmes werd een persoonlijke vriend van Han van der Kop. Hij schreef in de Limburger Koerier een “In Memoriam” over Han na zijn dood in maart 1933. Postmes zou zelf een jaar later overlijden.

00-03-1934

IN MEMORIAM HAN VAN DER KOP
De vele bekenden en kunstbroeders vernamen Maandag met ontzetting en droefheid de tijding, dat Han van der Kop te Amsterdam Zaterdag 10 Maart 1934 overleden was.
Hoewel de jonge kunstenaar reeds een vijftal jaren geleden zich met zijne familie te Maastricht gevestigd had, hield zijn stillen aard hem terug van een geregeld verkeer met de Maastrichtsche kunstenaarsbent uit bescheidenheid en waarschijnlijk ook omdat hij wars was van het chronische gevreigel in kunstenaarskringen.
Het werk van den jongen kunstenaar, was volkomen in overeenstemming met zijn persoon, zijn talent was door staag werken groot en verfijnd geworden. Al zijn werken, die op ’n enkele uitzondering na, klein van afmeting waren, munten uit door bijzondere verzorgde factuur en techniek, opvatting en verfijnde detail.
Het detail streefde hij na met innige liefde, zonder de grootheid van behandeling van het totaal te kort te doen.
Hij verwierp het grimas, de verwringing van zijn talent door te offeren aan allerlei “samen”, hij wilde slechts simpelheid-waarheid. Geboren te Schoonhoven, 1903 vervaardigde hij in zijne jeugd reeds teekeningen, die de aandacht trekken door hun scherpe waarneming. Uit zijn H.B.S. tijd te Gouda is nog een album dat door hem geïllustreerd werd met zeer opmerkelijke teekeningen van uitgesproken coloristischen aard! In zijn eigenlijke kunstenaarsloopbaan trad zijn sterk teekentalent op den voorgrond, zijn kleur kwam op het tweede plan. De teekenaar verdrong nog den schilder. De kleur steunde zijn teekening. Men kan zijn werkwijze tot een zekere hoogte vergelijken met die van den Franschen classicert J.O. Ingres.
Zijn grootste vereering ging echter uit naar den onovertroffen Duitschen kunstenaar Hans Holbein, die in de 16e eeuw, hofschilder was aan het Engelsche hof en daar vele portretten schilderde en vooral teekende van de leden der Engelsche Aristocratie van dien tijd.
Van der Kops kunst is èn technisch en volgens de geest verwant aan Holbeins kunst, ook zij is aristocratisch.
Vrij kort geleden prijkte in de étalage van den kunsthandel Dejong in de Groote Straat te Maastricht een prachtige roodkrijt teekening naar een mannelijk model, dat met buitengewone (doch voor hem gewone) zorgvuldigheid was bewerkt.
Degenen, die hem aan ’t werk zagen weten hoe moeizaam zijn werkwijze was, zijn controle op zijn werk verslapte nooit en deed hem vaak eenzelfde onderwerp herhaalde malen opnieuw behandelen.
Zijn intieme vrienden wisten dat Han van der Kop naast groote schildergaven, ook groote muzikale ontwikkeling had.
Geruimen tijd stond de muziekstudie zelfs op den voorgrond en was hij ongeveer klaar voor het examen Middelbaar Onderwijs in Muziek. Het teekenen werd toen door hem als bijzaak en tijdverdrijf beschouwd.
Zijn talent als declamator was zeker even groot als zijn muzikale gave. De eigenlijke schildersloopbaan begon met zijn studie aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam onder leiding van de professoren als Dr. A. J. Derkinderen, R.N. Ronald Holst, prof. Jurres, prof. Woltjer e.a.
Zijn talent vond erkenning en ontwikkeling aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten. Hij behaalde er de Cohen-Godschalk-prijs, die telken jare wordt toegekend aan de beste modelstudie welke in prijskamp geschilderd wordt.
De commissie voor het uitreiken der Koninklijke studiebeurzen verleende hem deze onderscheiding.
Zijne studie werd in 1931 bekroond door het behalen van den z.g. Prix de Rome in de schilderkunst, waarbij hem werd toegekend de daaraan verbonden gouden eerepenning en reisstipendium.
Als merkwaardigheid mag hier wel gememoreerd worden, dat van de vier mededingers aan deze Prix de Rome-wedstrijd er drie uit Maastricht afkomstig waren. De gouden en zilveren eerepenning kwamen toen beiden in Maastricht.
Zijn eerste stipendium reis voerde hem in 1932 naar Italië, waar hij in opdracht copieerde te Rome en Florence.
Zijn tweede en derde Stipendiumjaar bracht hij in het vaderland door en verbleef bij tusschenpoosen te Maastricht. Vele Maastrichtsche families lieten hun familieleden door hem teekenen.
Aan de Stadhouderskade te Amsterdam had hij zijn atelier in het gebouw der Rijks academie een z.g. loge, waar hij regelmatig werkte.
De dood maakte een plots einde aan dit jonge kunstenaarsleven, dat zoovele uiterlijke beloften vertoonde.
In zijn gesprekken met Gsell zegt de groote Fransche beeldhouwer en denker A. Rodin zoo treffend: “Les belles œuvres, qui sont les plus hauts témoignages de l’intelligence et de la sincérité humaines, disent tout ce que l’on peut dire sur l’homme et sur le monde, et puis elles font comprendre qu’il y a autre chose qu’on ne peut connaître.” I)
Moge Han van der Kop’s oeuvre en persoonlijkheid later een diepgaander beschrijving vinden dan deze enkele regels, die slechts vluchtig doch uit volle sympathie zijn geschreven naar eigen gegevens aangevuld worden met die van bevriende zijde.

Joseph A. Postmes

I)
De schoone kunsten, welke de hoogste getuigenissen van den menschelijken geest en ernst zijn, drukken alles uit wat er te zeggen valt over mensch en wereld, en tevens doen zij begrijpen, dat er nog iets anders is dan het kenbare. (L’art Aug. Rodin Entretiens reunis par Paul Gsell, 1932).